Ik denk dat ik...

 

            A             E7               A

Ik denk dat ik mijn hele leven lang blijf zingen,

A7            D                                Bm 

   en jullie zingen als ik dood ben bij mijn graf.

               E                  Fism

Zing dan geen somber lied van dies irae,

              B7                        E

maar zing ’n lied dat vrolijkheid verschaft.

               C                         G

Laat niemand treurig naar zijn zakdoek grijpen,

                 Am                   E

misschien zingt net een merel in een boom?

             A                            D

Verjaag hem niet, laat hem z’n bek maar slijpen,

            A        E             A

hou je verdriet en tranen maar in toom,

            E                      A

hou je verdriet en tranen maar in toom.

 

Staat er een treurwilg op ’t kerkhof dan te bloeien,

neem mijn gitaar en hang ze aan een tak.

En laat maar rustig alle kinderen stoeien,

plezier verschaffen – was dat niet mijn vak?

 

Ik zong te vaak, zo zei men, over bloemen,

de vogels en de vlinders moesten dood.

Een liedjeszanger moet toch namen noemen,

maar wat dan met die vogel die daar floot,

maar wat dan met die vogel die daar floot?

 

Vaarwel m’n vrouw, mijn kinderen en m’n vrienden,

de zanger heeft z’n laatste zeg gehad.

Hij zal nu noodgedwongen rust gaan vinden,

z’n lied is uit, hij koos het hazenpad.

 

Laat mij hier straks onder m’n wilg maar dromen,

en luister als gij langskomt hoe de wind

in mijn gitaar m’n liedjes heeft hernomen.

Hij is zo vrolijk, hij is zo welgezind,

hij is zo vrolijk, hij is zo welgezind.