De eenzelvige
Dm Gm Dm
Toen vluchtte hij in stilte van planten en van bloemen,
Gm Dm A Dm
kranten en televisie, hij had ze afgezegd,
Gm Dm
om elke dag weer namen, namen te horen noemen
Gm Dm A Dm
van wie, wie had genekt; bekwam zijn stoelgang slecht.
C F A Dm
Zijn vrienden gingen drammen, waar is je hart gebleven,
C F A A7
waar is je kritisch wezen en je engagement;
Dm Gm Dm
hij luisterde en gaf ze de helft van zijn spaghetti
Gm Dm A Dm
en een kop sterke koffie en sloot dan weer de tent.
De wind hoorde hij waaien, de meeuwen zag hij vliegen,
een vrouw bleef wel eens slapen, daar was hij dankbaar voor;
hij wist wel dat ze stierven, rebellendenkerskinderen
en ongerepte dieren, hij wist dat ging maar door.
Zijn schuldgevoelens lagen onder zijn oude schoenen,
in zijn kartonnen toren verwachtte hij de knal,
hij had geen standpunt over, hij gaf nog aan collectes,
maar voelde zich een huismuis die piep zegt in ’t heelal.
En komt er een bezoeker, vraagt hij: “Hoe gaat de wereld,
is er al revolutie?” En wijst hem een goed bed;
dan gaat hij uit de kamer, vol planten en vol bloemen
en komt dan even later terug met een omelet.
Hij heeft zichzelf veroordeeld tot onmaatschappelijk wezen,
tot dromer en tot zwever, tot kleine profiteur;
hij weet dat vroeg of laat er de wereld zal gaan kraken,
dan stormen de misdeelden dwars door zijn dunne deur. A Dm