De kleine krokus

 

Toen ik vanmorgen in mijn tuin kwam,
stond een krokus in het gras te dromen.
Ik was verwonderd om die krokus,
want ik wist niet hoe hij was gekomen.
Het was precies een kleine ster
die de nacht daar had gesmeten
of een oorbel die een engel had vergeten.

Ik heb gedroomd vannacht, ik heb gedroomd vannacht
dat ik midden in de wolken liep te lopen.
Op de Melkweg liep ik zacht, op de Melkweg liep ik zacht
en de deur van het geluk ging voor mij open.
Onder de regenboog, onder de regenboog
kwam ik een meisje met een witte krokus tegen.
Ze zat daar hemelhoog, ze zat daar hemelhoog,
met een parapluutje want ’t was sterrenregen.

Toen dacht ik plots: er is weer lente,
anders stond die krokus niet te blozen.
‘k Heb zacht gezongen voor mijn liefste
en ik heb een liefdeslied gekozen.
Ik heb mijn liefste zacht gefluisterd,
‘k zing voor jou mijn hokus-pokus
en toen hield ze in haar hand die witte krokus.

Ik heb gedroomd vannacht, ik heb gedroomd vannacht
dat ik midden in de wolken liep te lopen.
Op de Melkweg liep ik zacht, op de Melkweg liep ik zacht
en de deur van het geluk ging voor mij open.
Onder de regenboog, onder de regenboog
kwam ik een meisje met een witte krokus tegen.
Ze zat daar hemelhoog, ze zat daar hemelhoog,
met een parapluutje want ’t was sterrenregen.

Toen ik vanmorgen in mijn tuin kwam,
stond een krokus in het gras.
En ik wist niet hoe hij daar gekomen was.