Capo 2
C G Am
als ik het
zie, die eindeloze lintbebouwing
C Dm G
van spa tot hasselt en van tienen tot aan gent
C E Am
en als ik
voel hoe in kleinsteedse denkvernauwing
F G C
de vlaming altijd door zijn eigen straatje rent
Em Am
als ik per
auto over de kasseien martel
G C C7
met om de
duizend meter een gekneusde band
F D7 G
dan denk ik: vlaanderen mag dan lustig zijn en dartel
Am
F G C
maar lieve
heer geef mij het nette nederland
als ik ze
zie, die eindeloze blokkedozen
van weesp tot arnhem, van terneuzen tot terlet
en als ik
merk hoe uitgekauwd en uitgeplozen
de nederlander altijd op zijn buurman let
als ik ze zie
die tuintjes zonder avonturen
gras zonder
onkruid en liguster langs de rand
dan denk ik: nederland mag schoon zijn voor de buren
maar lieve
heer geef mij het dolle vlaanderenland
als ik de vlaming vol van bier naar huis zie keren
de gang te
wankel en de tong wat al te luid
als ik hem
bitter humorloos zie opmarcheren
achter de
klauwaard met te militair geluid
als ik ze
hoor de vlaamse grappen al te drollig
vaak langs,
vaak op, en heel vaak ook voorbij de rand
dan denk ik: vlaanderen mag dan driftig zijn en lollig
maar lieve
heer geef mij het kalme nederland
als ik ze
zie, de nederlanders in hun kerken
hervormd,
gereformeerd, nazaten van calvijn
met hun
gezichten stijf als witgekalkte zerken
en met hun
zekerheden uitgemalen fijn
als ik ze
galmende hun waarheid hoor verkonden
nooit uit de
nette plooi en nimmer uit de band
dan denk ik: nederland mag vrij zijn van de zonde
maar lieve
heer geef mij het zondig vlaanderland
oh lieve god
geef ons een kilo vlaamse blijheid
een kilo
trouw en plichtgevoel uit nederland
dan mengen
wij dat zelf in onze eigen vrijheid
tot
vriendschap zonder oog om oog en tand om tand