'n Hijtje en 'n Zijtje
Er zat een Hijtje en een Zijtje in
een weitje langs de weg
en ze keken naar de zon en naar
elkaar.
En alle wensen die de mensen liepen
wensen langs de weg
waren nijdig op de zon en op elkaar.
Want dat Hijtje en dat Zijtje die
zoenden in dat weitje
en de wereld stond dan heel heel
even stil.
En de koeien op een rijtje, ook het
hele kleine geitje,
zagen ’t leven door een hele nieuwe
bril.
Mensen, mei, mei, mei, ’t was een
dag in mei,
’t was een lach-dag-dag in de lente.
Mensen, mij, mij, mij, alles is van
mij,
m’n hart ligt vandaag op z’n rente.
Dag mevrouw, dag meneer, dag Grote
Beer
en dag zon en dag maan en dag
sterren in de lucht.
Dag meneer, dag mevrouw, is uw hemel
nog blauw,
wij zweven hier ons leven op een
zucht.
O mensen, mei, mei, mei, ’t was een
dag in mei,
’t was een lach-dag-dag in de lente.
Mensen, mij, mij, mij, alles is van
mij,
m’n hart ligt vandaag op z’n rente.
Er zat een Hijtje en een Zijtje en
een rijtje langs de weg
en ze keken naar de zon en naar hun
kroost.
En alle zusjes gaven kusjes aan hun
broertjes langs de weg
en de ouders dronken braaf hun kopje
troost.
En wanneer dat oude Hijtje een kus
gaf aan zijn Zijtje
heeft de wereld daar heel even
stilgestaan,
want de kinderen op een rijtje
zwegen toen voor een klein tijdje.
Lachend keken ze, sstt, ze hadden
het verstaan.
Mensen, mei, mei, mei, ’t was een
dag in mei,
’t was een lach-dag-dag in de lente.
Mensen, mij, mij, mij, alles is van
mij,
m’n hart ligt vandaag op z’n rente.
Dag mevrouw, dag meneer, dag Grote
Beer
en dag zon en dag maan en dag
sterren in de lucht.
Dag meneer, dag mevrouw, is uw hemel
nog blauw,
wij zweven hier ons leven op een
zucht.
Mensen, mei, mei, mei, ’t was een
dag in mei,
’t was een lach-dag-dag in de lente.
Mensen, mij, mij, mij, alles is van
mij,
m’n hart ligt vandaag op z’n rente,
gôh, m’n hart ligt vandaag op z’n
rente,
o ja, m’n hart ligt vandaag op z’n
rente!