Plurien
Em D
In Les Croix-aux-Merles is een visser gestorven,
C B7 Em
een bloedarme
visser, bruin vel over been,
D
ze vonden hem
tussen zijn netten en korven,
C B7 Em
zijn láátste woord sprak hij eenzaam, alleen.
G D Em
In les Croix-aux-Merles staan baaien vol water,
B7
C D G
vol nutteloos
water, dat beukt op de rots,
Em D
een
schippersvrouw kreunt een Stabat Mater
C B7 Em
en de winden
waaien ter ere Gods.
Een kruis van graniet in een wei met zes koeien,
de kist wordt
besteld in Bénéhignan,
familie
verwittigd, twee broers die nog roeien,
vernemen het
morgen in Saint-Servan.
Ik zie het
verdriet aan de pijnboom der vrouwen,
de stilte die
valt in de visserskroeg,
maar ik heb
vandaag geen zin om te rouwen,
daarbij er
zijn hier oude vissers genoeg.
Ze dragen de
kist op hun hoge schouders,
de meeuwen,
ze janken op Cap Fréhel.
Ik voel me
ineens wel honderd jaar ouder,
mijn hart is
van slag en de dood, mijn gezel,
telt in Port-à-la-Duc grijnslachend de sloepen,
met namen van
vrouwen, die geuren naar mei,
ik sta
vruchteloos op je naam te roepen,
de meeuwen,
zij janken, jij bent er niet bij.
In Ploubalay wordt een dansfeest gehouden,
een Bal Champêtre, een boers festijn,
met boerse
vissers en boerse vrouwen,
met boerse
dansen en boerse wijn.
Ik wil je de
duurste wijn betalen,
de langste
nacht is een eeuw te kort,
van Perros-Guirec tot La Cancale
zou ik zorgen
dat het weer zomer wordt.
In Sables d’Or staat je naam
geschreven,
in Fort la Latte en Le Val André,
de wolken
hebben hem voortgedreven
tot boven de
rotsen van Niets-dan-Zee.
Hij drijft
naar de dood, want de dood is het leven,
vandaag was
het simpel ‘un vieux marin’,
maar morgen,
mijn lief, ben ik uitgeschreven,
begraaf me
dan zacht in het dorpje: Plurien.