Twee koningskinderen
Voorspel: D A D G A D A D G A D A
D A Bm
Het waren twee koningskinderen,
G Em A
haar borsten die kwamen maar pas
D A Bm
en hij was nerveus van z’n liefde,
G A D
want zag ie haar moest ie een plas.
D G D
Ze kusten elkaar in de parkjes,
G E7 A
een waagstuk was ieder gebaar,
D G D Bm
dan keken ze weer in de schemer
A D
met herfstblad’ren in hun haar.
G A D A
La la la la la la la la la la, la la la la,
D G D
met herfstblad’ren in hun haar.
Tussenspel: D G A D G A D A
En dan nam ze eindeloos afscheid,
verdween als godin in z’n droom
en hij moest voor ie op z’n fiets sprong
nog eventjes achter een boom.
De moeder vroeg of ze verliefd was,
zij antwoordde toen niet meteen,
de moeder zei: hier is een doosje,
neem daaruit elke dag een.
La la la la la la la la la la, la la la la,
neem daaruit elke dag een.
Ze zei het in het park in de regen:
we kunnen nu voortaan naar bed,
geweldig, zei hij, flink geschrokken,
maar daar heeft ze niet op gelet.
De dag van het bed afgesproken,
bloot hebben ze ‘t liefste gezegd,
het sprookje soms kort onderbroken,
want dan moest ie eventjes weg.
La la la la la la la la la la, la la la la,
want dan moest ie eventjes weg.
Ze voelden de spanningen stijgen,
ze zouden na eventjes pijn
beslist hun diploma wel krijgen,
om dan echte mensen te zijn.
Maar wat ze ook deden of dachten,
het wonder dat kwam niet tot stand,
waarop ze toch schenen te wachten,
het treurigste paar van het land.
La la la la la la la la la la, la la la la,
het treurigste paar van het land.
Omdat geen mirakel gebeurde,
hebben ze van plaatsje geruild,
vergeefs, alleen ’t laken scheurde,
toen hebben ze samen gehuild.
Het waren twee koningskinderen,
haar borsten die kwamen maar pas,
ze zaten nog veel lange jaren,
vervreemd bij mekaar in de klas.
La la la la la la la la la la, la la la la,
vervreemd bij mekaar in de klas. D G A D G A D