Capo 2
A E A
A
E A A7
ik heb een huis, een haard en lieve
kinderen
D A
een vrouw die
's morgens lachend koffie schenkt
D E A Fism
maar ik weet
ook dat ik niet kan verhinderen
Bm E A
dat ik
vanavond weer aan andere dingen denk
Fism Cism
ik weet ik
lig gekluisterd en geketend
Fism Cis7 Fism
in overvloed
en doe de glazen vol
D E A Fism
en
morgenvroeg ben ik alweer alwetend
Bm E
A E
maar deze
nacht betaal ik nog de tol
ik zie mijn
kind nog pril en onbeschreven
een
voorjaarszon, een stralenkrans van licht
de welvaart
heeft zijn web nog niet geweven
zijn jonge
keel zit nog altijd niet dicht
maar zal mijn
kind straks nog wel kunnen schreien
als het
ontdekt waarmee het leven moet
want hoe dan
ook het is toch om te schreien
als je
bedenkt dat eens jouw eigen bloed
moet leren
staan op al die hopen puin
die wij zo
mild te hoop hebben gelegd
de hekken
knarsen rondom onze tuinen
de stad is
leeg de lonten zijn gelegd
ik weet dus
niet of ik vannacht zal slapen
of ik in mijn
droom de reuzewolk zal zien
mijn zoontje
zal van paddestoelen dromen
hij is nog
jong en weet niets bovendien